gambia tips

Waarom je naar Gambia moet: deel 1

De mensen

It’s nice to be nice. Zes woorden op een aftandse juicebar op het strand die Gambia perfect samenvatten. Hier lachen de mensen. Zo hard en zo veel dat het kleinste land van Afrika de bijnaam The Smiling Country opgeplakt krijgt. En ze zijn er verdomd trots op.

Dat maakt het ook meteen een bijzonder aangenaam land om door te reizen. Ok, ook hier wil iedereen wel de Afrikaanse bizniz met je doen, maar ze zijn een pak minder opdringerig. En af en toe krijg je wel een snok als je ongevraagd foto’s trekt, maar hey, hoe zou je zelf zijn.

Gambianen vertellen graag. En als ze niets meer te vertellen hebben, dan verzinnen ze wel iets. Of moppen tappen en liefst een paar keer dezelfde. Maar ze laten het ook niet na van elkaar wat te plagen. We waren uitgenodigd op een radioshow en de host was een dwerg. Als politiek correcte Belgen probeerden we daar zo sereen mogelijk mee om te gaan maar onze Gambiaanse gids, wel ja, die duwde hem al spelend eigenlijk gewoon omver. En de radiohost vond dat niet erg. Integendeel, hij gierde van plezier en besloot dan maar onze gids te fake-ontslaan. Het toffe is dat eenmaal je in die vibe zit, je ook gewoon duchtig mag meedoen.

De kleuren

Afrikanen en kleur, dat is iets. Ook in Gambia. Overal waar je kijkt, zie je kleur. Uiteraard heb je de natuur waar -afhankelijk van de streek- prachtige bloemen floreren onder donkergroene olifantenbomen. Of waar Baobaps hun vruchten showen in de hoop de vele mango’s de loef te kunnen afsteken. Maar ook de roestbruine steppe velden contrasteren mooi met het blauw van de zee en de groene kreekplanten.

En dat reflecteert in de kledij van de Gambianen. Terwijl wij zo sober mogelijk blijven en opvallende kledij vooral gebruiken om in het verkeer, kiezen ze er in Afrika voor zo kleurrijk mogelijk buiten te komen. Gekke patronen, kleuren die niet bij elkaar lijken te passen maar toch wel en liefst zo flashy mogelijk. Zelfs het interieur van de huizen zit tot op de vloer vol kleur. Ik zeg geen nee!

De kunst

Loop je daar in the middle of nowhere van Gambia op een bospad, kom je plots een stuk street art tegen dat verdacht veel op het werk van Gentenaar ROA gelijkt. Blijkt het even later dan nog echt van zijn hand te zijn ook. En dat er een heel dorp bestaat vol pieces van ROA en andere graffitimeesters. Lawrence Williams, de Britse eigenaar van de nabijgelegen Mandina River Lodge, liet namelijk een hele hoop kunstenaars voor het project Wide Open Walls overkomen naar het dorp Galloya om er de muren met respect voor de Afrikaanse cultuur vol te schilderen.  Inclusief meesterwerken van ROA dus.

Geeft een bijzonder mooi effect, vooral als je in het achterhoofd houdt dat tegenwoordig grof geld betaald wordt voor hun werken, terwijl ze hier gewoon op afbrokkelende huizen staan. En zo is het dorpje meteen omgetoverd tot een toeristische trekpleister, wat dan weer inkomsten oplevert.

De energie

Het meest aantrekkelijke aan Gambia en eigenlijk ook wel iets dat ik terugvond in de andere Afrikaanse landen die ik deed; energie. Misschien is het de zon, misschien de natuur, of misschien wel de simpliciteit van het leven. Maar misschien ook de dagelijkse struggle, de problemen die echt problemen zijn en de soberheid van het leven. Of misschien zit het gewoon in hun bloed, maar in de Afrikaanse landen, en dus ook Gambia, hangt iets.

Het ligt tussen levensvreugde, creativiteit en strijd en het zit in alles verweven. De manier waarop ze bewegen, dansen, rijden, lachen en ruzie maken. Maar ook hoe ze problemen oplossen, hoe ze kijken naar de wereld en elkaar. En het werkt potversnippie aanstekelijk.

tjoolaard.be