gambia tips

Waarom je naar Gambia moet: deel 2

In deel 1 schreef ik al over de kleuren van Gambia, de mensen, de kunst en de energie. Tijd voor deel 2!

Het absurde/creatieve

Wat me ook in de andere Afrikaanse landen opviel, is hoe creatief mensen omgaan met problemen. Moet vaak ook, aangezien er minder middelen zijn. Weggooien doen ze niet, herstellen is de eerste reflex. En dat kan al eens heel creatief en absurd uitdraaien. De vering van je wagen terughangen met ijzerdraad bijvoorbeeld. Maar ook boxen maken van oude blikken, oude afgedankte wagens weer doen rijden en van blikken kookpotten maken.

Er zijn ook gewoon een pak minder regels en conventies. Expressie is veel minder aan banden gelegd. Zie maar naar de kleren. Een kostuumvest achterste voren dragen, gecombineerd met een strooien hoed en een kleurrijke broek? Waarom niet! Dansen en zingen op straat is normaal en niemand kijkt op van een gouden gebit en andere opvallende juwelen.

Maar het geeft soms ook rondweg absurde situaties. Hoe krijg je twee geiten naar je dorp? Pak die gewoon mee op het openbaar vervoer! En neem je de ferry vanuit Banjul -de hoofdstad- naar de andere kant van de rivier, dan zit die niet alleen tot de nok gevuld met mensen, maar ook nog eens bakkensvol vreemde voorwerpen en beesten. Heel de inboedel, kippen, gasbidons, al wat je wil. Of het veilig is, dat is iets anders. Of sta je in een hotelkeuken en merk je een boom op, knal in’t midden, waar ze gewoon rond gebouwd hebben.  Zien ze je verbaasd toekijken, dan lachen ze de tanden bloot en lossen ze een “T.I.A”, this is Africa. It sure is.

Het eten

Gambia heeft enkele toppers om uit de keuken te halen. Rijst en kip zijn vaakst de basisingrediënten, maar als waterland durven ze ook al eens zot doen met vis en schaaldieren. Benachin, letterlijk één pot, is zo’n aanrader. Groenten, vis of vlees, gebakken rijst en saus, maar vooral in één pot klaargemaakt. En ook zo op te eten. Want net dat is het plezante aan de Gambiaanse keuken, iedereen eet samen met de handen uit dezelfde schotel. Gezellig yo! Andere topgerechten: domoda op basis van pindasaus en chicken yassa.

Vreemd genoeg ben ik zelden ziek op reis, ook al fret ik er alles en drink ik overal van de kraan. Maar eenmaal in België hang ik er meestal aan na de eerste westerse maaltijd. Ik vermoed dat versheid en bewerking er iets mee te maken hebben*. En in Gambia is het ver zoeken naar niet verse ingrediënten. De overheerlijke mango’s pluk je zo van de bomen, de vis en oesters kan je bijna met de handen uit de rivier graaien en cashews groeien overal rond. Die laatste groeien trouwens in een doosje op een -eveneens eetbare- vrucht. Eén cashew per doosje, manueel los te peuteren, wat meteen de prijs verklaart.

*Mocht iemand een andere reden weten…

De natuur

De diversiteit van Oeganda en de fauna van Kenia en omstreken halen ze niet in Gambia, maar ze compenseren met hun waterworld. Krokodillen en nijlpaarden zijn zowat de grootste beesten in het binnenland, maar de kust en rivierbeddings moeten het vooral hebben van de vogels. Prachtexemplaren, dat wel, dus ornithologen gaan hun hart kunnen ophalen. Ah en ze hebben monkeys! Helaas wordt er ook op gejaagd als voedsel.

Maar het leven in Gambia speelt zich dus af rond water. Prachtige stranden, helaas vaak privé, waar gesurft kan worden. Ook kiten is bezig aan een opmars. En het land wordt letterlijk in twee gesplitst over heel de lengte door rivier The Gambia, inclusief zijvertakkingen. Geeft een mooi landschap vol kroken en typische plantgroei. Wijk je toch wat af van het water, dan kom je in roestbruine steppe terecht.

Een absolute aanrader om eens te logeren zijn de vele lodges langs het water trouwens. Die liggen vaak in de the middle of nowhere, bieden basiscomfort maar tegelijk ook de natuur voor jou alleen. Even weg van alle drukte.

De lokale cultuur

Wat me aanspreekt aan de lokale cultuur is dat het echt aanvoelt. Geen indianen die een opgelegd showtje voor je uitvoeren en erna hun jeansbroek weer aantrekken en met de smartphone in de hand de Carrefour binnenstappen om hun spaarkaart in te ruilen voor fake zilver bestek. Toerisme is belangrijk, maar traditie staat nog een trap hoger.

De maribous bijvoorbeeld. Lokale “tovenaars” die spreuken neerschrijven volgens je wensen en er een juju -spreek uit djoedjoe- van maken. Die juju, een stukje papier in leer gewikkeld, draag je dan op het lichaam of hang je in je huis. Ja het bestaat voor toeristen en waarschijnlijk rekenen ze stevig door, maar de Gambianen dragen die dingen ook echt zelf. En ze hebben er immens veel respect voor.

Nog zo’n belangrijke traditie is het worstelen. Ik schreef eerder al over la lutte in Senegal, en het is iets soortgelijk. Ok die in Dakar was een pak indrukwekkender door de setting, maar je voelt aan het volk dat de worsteltornooien heilig zijn. Bussen vol overenthousiaste supporters komen hun favorieten aanmoedigen met trommels, vlaggen en toeters. De strijders zelf dansen zich in een favorietenrol, nemen entourage mee om indruk te maken op hun tegenstanders om vervolgens alles op alles te zetten hun tijdelijke vijand tegen de grond te werken. En de prijzenpot is niet mis, want de grootste der groten van Gambia sponsoren het tornooi.

Maar de allermooiste traditie is die van het thee zetten. Vree Afrikaans zal het niet zijn van origine, maar ze geven er wel hun eigen toets aan. Wie goesting heeft, begint met thee zetten op zo’n Afrikaans barbecuetje. Kruidenthee met veel te veel suiker. Diabetes-veel. En dan wacht dien mens. Tot er volk komt bij zitten, bekend en onbekend. En dan babbelen ze wat. Over de wereld, over zichzelf, over gelijk wat. En drinken ze thee. Je zou ze toch knuffelen é!

tjoolaard.be